Marcus Alden Swearingen Bates, The Identity of the King of the South in Dan. 11:40 (2018)
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [184]op den tijd van het einde, zal [185]de koning van het Zuiden tegen hem [186]met hoornen stoten; en [187]de koning van het Noorden zal [188]tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze [189]overstromen en [190]doortrekken. 184. Dat is, als de tijd, van God bestemd, zal verschenen wezen. Vergelijk boven vs.35. Sommigen verstaan hier door den tijd van het einde het einde van het rijk van Antiochus, of de vervolging van het volk Gods. Doch zie boven hfdst.9 vs.27. 185. De Saracenen, die eerst op het Romeinse rijk geweld gedaan hebben. Anderen duiden het op Ptolomeus Filometor koning in Egypte. 186. Gelijk de stieren, bokken en andere gehoornde beesten doen. Vergelijk hfdst.8 vs.6,7. De zin is: Hij zal een harden krijg tegen hem voeren. 187. Sommigen verstaan hier den Turk, die het Saraceense rijk onder zich gebracht hebbende, met nog veel meerder geweld op het Romeinse rijk aangevallen is. Anderen duiden het op Antiochus Epifanes. 188. Dat is, als een stormwind op hem aankomen, of overkomen, of op hem aanlopen. 189. Dat is, als met een watervloed haastiglijk wegspoelen. 190. Of, voorbijgaan, gelijk vs.10 en elders.